Voorbeelden van Onnadenkendheid in de Qur'an

De Qur'an citeert verscheidene voorbeelden van onredelijk menselijk gedrag in de geschiedenis. Zonder twijfel zal het leren over deze voorbeelden ons helpen om de gevolgen van onnadenkendheid te begrijpen en te vermijden.

Qaroen, de Bezitter van Schatten

Het geven van grote rijkdommen van Allah aan Qaroen, één van de mensen van Moesa (as) wordt als volgt in de Qur'an beschreven:

"Voorwaar, Qaroen behoorde tot het volk van Moesa, maar hij bedroog hen. en Wij schonken hem zoveel schatten dat hun sleutels met moeite door een groep sterke mannen gedragen zouden kunnen worden. (gedenkt) toen zijn volk tot hem zei: 'Wees niet hoogmoedig: voorwaar, Allah houdt niet van de hoogmoedigen. en zoek met wat Allah jou gegeven heeft het Huis van het Hiernamaals en vergeet niet jouw deel in de wereld. en doe goed zoals Allah jou goed heeft gedaan en zoek geen verderf op de aarde. Voorwaar, Allah houdt niet van de verderfzaaiers.' " (Soera al Qasas: 76-77)

Zoals in de bovenstaande verzen gezien kan worden, waarschuwen zijn mensen hem om niet te vergeten dat het Allah is die hem al deze rijkdommen gegeven heeft, dat hij Allah moet danken en zijn rijkdommen op een manier moet gebruiken die Allah tevreden stelt. Maar Qaroen werd arrogant en was er zeker van dat zijn rijkdommen aan hem gegeven waren omdat hij een bepaalde kennis bezat.

"Hij (Qaroen) zei : 'Voorwaar, dat wat aan mij gegeven is, berust slechts op kennis die ik bezit.' Wist hij dan niet dat Allah vóór zijn tijd generaties heeft vernietigd die veel sterker waren dan hij en meer (rijkdom) verzameld hadden? en de misdadigers hoeven niet over hun zonden ondervraagd te worden (want Allah kent hun zonden al)." (Soera al Qassas: 78)

Qaroen's fascinatie van rijkdom en zijn gedachte dat hij het bezitten hiervan aan zichzelf te danken had, was onnadenkend gedrag, aangezien de enige echte bezitter van rijkdom Allah is: Hij kan rijkdom aan een ieder geven wie Hij wil, wanneer Hij wil en het wegnemen wanneer het Hem goeddunkt. Wanneer Allah een beslissing neemt kan noch iemands kennis, noch iemands rijkdom noch iemands bezittingen dit veranderen.

Hier werd de onnadenkendheid van Qaroen ontmaskerd. Hij handelde met arrogantie, denkend dat zijn schatten hem konden redden, ondanks de waarschuwing en de straf van Allah. in plaats van Allah te danken door zijn rijkdommen op een manier te gebruiken die Hem pleziert, probeert hij met zijn bezittingen het respect van anderen voor zich te winnen.

Qaroen's onnadenkendheid ontmaskerde ook de onnadenkende mensen in zijn stam, zij keken naar Qaroen en zijn opzichtige rijkdom, benijdden hem en hoopten in zijn plaats te staan. Mensen met wijsheid aan de andere kant, keurden hun gedrag af door hen eraan te herinneren dat het verdienen van de goedkeuring van Allah veel beter is dan alle pracht en rijkdom in de wereld.

"Toen begaf hij zich onder zijn volk, in vol ornaat. Degenen die het wereldse leven wensten, zeiden: 'Hadden wij maar zoveel als Qaroen gegeven is. Voorwaar, hij is zeker een man die geweldig geluk heeft.' en degenen aan wie de kennis gegeven was zeiden: 'Wee jullie, de beloning van Allah is beter voor wie gelooft en goede daden verricht. en zij wordt niet bereikt, behalve door de geduldigen.'" (Soera al Qasas: 79-80)

Uiteindelijk, dankzij zijn domme arrogantie, vernietigde Allah Qaroen en zijn rijkdom. Noch zijn rijkdom, noch de andere dingen die hij beweerde te bezitten konden hem van deze bestraffing redden. Degenen die naar de dag verlangd hadden om in zijn schoenen te kunnen staan, verleid door de versieringen van de wereld, realiseerden zich hoe verkeerd zij waren geweest toen zij zagen wat er met Qaroen gebeurde:

"Daarom deden wij hem en zijn woning in de aarde wegzinken. en voor hem was er geen groep naast Allah die hem kon helpen. en hij behoorde niet tot de weerbaren. en degenen die de vorige dag zijn positie wensten gingen zeggen: 'O wee, het is Allah die het onderhoud verruimt en beperkt voor wie Hij wil van Zijn dienaren. Als Allah ons niet begunstigd had, had Hij ons zeker doen wegzinken. O wee, de ongelovigen welslagen niet.' Dat Huis van het Hiernamaals (Paradijs) schenken Wij aan hen, die niet hoogmoedig wensen te zijn op aarde en geen verderf (zaaien) en het (goede) einde is voor de Moettaqoen." (Soera al Qasas: 81-83)

Eigenaren van de Tuin

De mensen die in de Qur'an genoemd worden als de eigenaren van de tuin, maakten een vergelijkbare fout als Qaroen, die zich schuldig maakte aan onnadenkend gedrag. Ook zij slaagden er niet in zichzelf eraan te herinneren dat de tuin die zij bezaten een zegening was die Allah aan hen gegeven had. Op deze manier wordt hun situatie in de Qur'an beschreven:

"Wij hebben hen beproefd zoals Wij de bezitters van de tuin hebben beproefd, toen zij zwoeren in de morgen van haar (vruchten) te zullen plukken. Maar zij maakten geen voorbehoud (insha'Allah)." (Soera al Qalaam: 17-18)

Dit is het punt waarop de eigenaren van de tuin onnadenkend waren, omdat niemand er ooit zeker van kan zijn, wat er in de toekomst gaat gebeuren. Allah kan iemand in een onverwachte situatie plaatsen of in een hele andere omgeving, wanneer Hij wil. Daarom is het in deze situatie het beste en wijste om je bewust te zijn dat je alleen iets kan doen wanneer Allah dit toestaat en om Allah's toestemming te vragen. de Qur'an heeft uiteengezet hoe iemand zich zou moeten gedragen in zo'n situatie:

"En zeg zeker nooit over iets: Voorwaar, dat zal ik morgen doen.' (Zeg) slechts: 'Indien Allah het wenst.' en herinner je jouw Heer indien jij vergeet, en zeg: 'Hopelijk zal mijn Heer mij leiden naar wat dichterbij is van deze Leiding.' " (Soera al Kahf: 23-24)

De fout die de eigenaren van de tuin in deze situatie maakten, is dat zij vergaten dat Allah de eigenaar en heerser van alles is. Toen zij vroeg in de morgen naar buiten gingen, zagen zij in dat ze fout zaten en hoe serieus hun fout was. Om hen te laten begrijpen dat Hij alleen de echte bezitter van macht en rijkdom is, stuurde Allah een plaag naar de tuin en liet de oogst uitdrogen:

"Toen ging er een bezoeking (storm) van jouw Heer in haar rond, terwijl zij sliepen. Zij werden als een verschroeid stoppelveld." (Soera al Qalam: 19-20)

Toen de eigenaren van de tuin in de morgen op het punt stonden om naar de tuin te gaan, spraken zij met elkaar en gaven uiting aan hun hebzucht voor wereldse zaken:

"Toen riepen zij tot elkaar in de ochtend. 'Gaat deze ochtend naar jullie akkers, als jullie van plan zijn te oogsten.' Zo vertrokken zij, terwijl zij naar elkaar fluisterden. (Zij zeiden) 'Laat er deze dag geen enkele arme bij jullie binnengaan.' en zij vertrokken die ochtend, vastbesloten om (de armen) te weren." (Soera al Qalam: 21-25)

Dit was dus een andere fout die zij maakten. Toen zij hun wereldse hebzucht uitten, vergaten zij dat Allah hier getuige van was. Zij dachten dat zij door vroeg naar de tuin te gaan konden vermijden om arme mensen tegen te komen. Echter wanneer Allah iets wil, kunnen zij het niet voorkomen, wat zij ook doen. Aangezien zij extreem hebberig waren geweest over de oogst die zij zouden ophalen, waren zij verbijsterd toen zij zagen wat er met hun tuin gebeurd was en dachten zij dat ze naar de verkeerde tuin waren gegaan. Maar daarna realiseerden zij dat de reden hiervoor was, dat zij niet dankbaar genoeg aan Allah waren geweest en zij begonnen zichzelf te veroordelen:

"Maar toen zij haar (de tuin) zagen, zeiden zij: 'Voorwaar, wij zijn zeker dwalenden. Wij zijn zelfs beroofd.' de meest wijze onder hen zei: 'Heb ik jullie niet gezegd dat jullie de Glorie (van Allah) hadden moeten prijzen?' Zij zeiden: 'Heilig is onze Heer, voorwaar, wij waren onrechtvaardig.' Toen keerde de ene groep zich tegen de andere, elkaar verwijten makend. Zij zeiden: 'Wee ons! Voorwaar, wij waren buitensporig. Hopelijk zal onze Heer ons een betere (tuin) in de plaats van deze geven: voorwaar, wij hopen vurig (op vergeving) van onze Heer.' " (Soera al Qalam: 26-32)

De Zoon van Profeet Noeh (as)

Profeet Noeh (as) nodigde zijn volk uit om in Allah te geloven, maar behalve een kleine groep mensen accepteerden ze zijn betoog niet. Allah informeerde Noeh erover dat Hij een ramp naar hen zou sturen om hen te vernietigen:

"En er werd aan Noeh geopenbaard: 'Voorwaar, van jouw volk zal nooit iemand geloven, behalve degenen die reeds geloofden, treur daarom niet over wat zij plachten te doen.' Bouw het schip onder Ons toezicht en Onze Openbaring en spreek Mij niet aan over degenen die onrecht pleegden. Voorwaar, zij worden verdronken." (Soera Hoed: 36-37)

Profeet Noeh (as) bouwde een ark, zoals aan hem verteld werd door Allah. Daarna bracht hij op bevel van Allah de gelovigen en zijn familie samen op de ark:

"Totdat, toen Ons bevel (om hen te vernietigen) kwam en de oven overkookte. Wij zeiden: 'Laad het (schip) met twee van elke soort, en jouw familie, behalve hen voor wie het woord (van bestraffing) reeds is voorafgegaan. en degene die gelooft.' en niemand geloofde met hen, behalve enkelen. en hij (Noeh) zei: 'Ga aan boord (en zeg): Bismillahi madjreha wa moersaha (in de naam van Allah vaart zij haar koers en gaat zij voor anker). Voorwaar, mijn Heer is zeker Vergevensgezind, Meest Barmhartig.'" (Soera Hoed: 40-41)

De zoon van Noeh ging echter niet aan boord van de ark en koos ervoor om met de ongelovigen achter te blijven. Profeet Noeh, die wist dat Allah hen ging laten verdrinken, wilde dat zijn zoon aan boord van de ark kwam en dat hij niet bij de ongelovigen zou blijven. Zijn zoon stond erop te blijven, hij zou zijn toevlucht zoeken op een berg en de berg zou hem van deze vloed redden:

"En zij vaarde met hen uit, op golven zo hoog als bergen en Noeh riep tot zijn zoon die alleen (op het land) stond: 'O mijn zoon, kom bij ons aan boord en behoor niet tot de ongelovigen.' Hij zei: 'Ik zal een schuilplaats zoeken in de bergen die mij tegen het water zal beschermen.' Hij (Noeh) zei: Op deze dag is er geen bescherming tegen het bevel van Allah, behalve voor wie Hij begenadigt.' en de golven scheidden hen en Hij behoorde tot de verdronkenen." (Soera Hoed: 42-44)

Het was zonder twijfel niet mogelijk voor de zoon van Noeh om te ontsnappen aan de grote golfen en de berg kon hem niet redden. de onnadenkende fout die de zoon van Noeh maakte, was dat niemand behalve Allah hem kon redden van de ramp die Hij verordend heeft. Want aangezien het Allah is die de golven maakte, heeft hij ook de bergen geschapen en Hij was het die ze aan Hem liet onderwerpen. Nadat Allah wenst een individu of een gemeenschap te vernietigen, is er geen macht of bescherming die Hem kan trotseren.

Noeh (as) herinnerde zijn zoon er zelfs aan door te zeggen, "En zij vaarde met hen uit, op golven zo hoog als bergen, en Noeh riep tot zijn zin die alleen (op het land) stond: 'O mijn zoon, kom bij ons aan boord en behoor niet tot de ongelovigen.'" (Soera Hoed: 42) maar zijn zoon negeerde dit belangrijke advies. Zelfs terwijl hij gewaarschuwd was, gehoorzaamde hij de Boodschapper van Allah niet en, als resultaat van zijn onnadenkendheid, ontving hij zijn bestraffing door te verdrinken in de golven.