• 1. Ik zweer bij deze stad (Mekka).

  • 2. En jij (Mohammed) bent een bewoner van deze stad.

  • 3. En bij de vader (Adam) en wat hij verwekte.

  • 4. Voorzeker, Wij hebben de mens tot gezwoeg geschapen.

  • 5. Denk hij dat niemand macht over hem heeft?

  • 6. Hij zegt: "Ik heb veel bezit verkwist."

  • 7. Denkt hij dat niemand hem ziet?

  • 8. Hebben Wij niet voor hem een paar ogen gemaakt?

  • 9. En een tong en een paar lippen?

  • 10. En hebben Wij hem niet de twee wegen (van Leiding en dwaling) gewezen?

  • 11. Was hij maar over de drempel gestapt!

  • 12. En wat doet jou weten wat de drempel is?

  • 13. Het vrijlaten van een slaaf.

  • 14. Of het geven van voedsel op een dag van hongersnood.

  • 15. Aan een verwante wees.

  • 16. Of aan een arme behoeftige.

  • 17. En dat hij behoort tot degenen die geloven en elkaar aansporen tot geduld en elkaar aansporen tot barmhartigheid.

  • 18. Zij zijn degenen die de mensen van de rechterzijde zijn (zij zijn de bewoners van het Paradijs).

  • 19. En degenen die niet in Onze verzen geloven; zij zijn degenen die de mensen van de linkerzijde zijn.

  • 20. Over hen is een omhullend vuur (de Hel).