• 1. Nôen. Bij de pen en wat zij schrijven.

  • 2. Jij bent dankzij de gunst van jouw Heer geen bezetene.

  • 3. En voorwaar, voor jou is er zeker een beloning zonder onderbreking.

  • 4. En voorwaar, jij beschikt over een hoogstaand karakter.

  • 5. Jullie zullen zien en zij zullen zien.

  • 6. Wie van jullie de (met bezetenheid) beproefde is.

  • 7. Voorwaar, jouw Heer weet het beste wie van Zijn Weg is afgedwaald en Hij kent het beste de rechtgeleiden.

  • 8. Gehoorzaam daarom de loochenaars niet.

  • 9. Zij wensen dat jij toegeeflijk zal worden, dan zullen zij (ook) toegeeflijk worden.

  • 10. En gehoorzaam geen enkele verachtelijke edenzweerder.

  • 11. Een lasteraar die rondloopt met roddelpraat.

  • 12. Een tegenhouder van het goede, buitensporig, zondig.

  • 13. Die daarnaast ook nog een bruut is, en bastaard.

  • 14. (Hij is ongelovig) omdat hij een bezitter van rijkdom en zonen is.

  • 15. Wanneer Onze Verzen aan hem voorgedragen worden, dan zegt hij: "Fabels van de vroegeren."

  • 16. Wij zullen hem brandmerken op zijn snuit.

  • 17. Wij hebben hen beproefd zoals Wij de bezitters van de tuin hebben beproefd, toen zij zwoeren in de morgen van haar (vruchten) te zullen plukken.

  • 18. Maar zij maakten geen voorbehoud.

  • 19. Toen ging er een bezoeking (storm) van jouw Heer in haar rond, terwijl zij sliepen.

  • 20. Zij werd als een verschroeid stoppelveld.

  • 21. Toen riepen zij tot elkaar in de ochtend.

  • 22. "Gaat deze ochtend naar jullie akkers, als jullie van plan zijn om te oogsten."

  • 23. Zo vertrokken zij, terwijl zij naar elkaar fluisterden.

  • 24. (Zij zeiden:) "Laat er deze dag geen enkele arme bij jullie binnengaan."

  • 25. En zij vertrokken die ochtend, vastbesloten om (de armen) te weren.

  • 26. Maar toen zij haar (de tuin) zagen, zeiden zij: "Voorwaar, wij zijn zeker dwalenden.

  • 27. Wij zijn zelfs beroofd."

  • 28. De meest wijze onder hen zei: "Heb ik jullie niet gezegd dat jullie de Glorie (van Allah) hadden moeten prijzen!"

  • 29. Zij zeiden: "Heilig is onze Heer: voorwaar, wij waren onrechtvaardig."

  • 30. Toen keerde de ene groep zich tegen de andere, elkaar verwijten makend.

  • 31. Zij zeiden: "Wee ons! Voorwaar, wij waren buitensporig.

  • 32. Hopelijk zal onze Heer ons een betere (tuin) in de plaats van deze geven: voorwaar, wij hopen vurig (op vergeving) van onze Heer."

  • 33. Zo was de bestraffing. En de bestraffing in het Hiernamaals is zeker groter, als zij het zouden weten!

  • 34. Voorwaar, voor de Moettaqôen zijn er bij hun Heer Tuinen van gelukzaligheid (het Paradijs).

  • 35. Zullen Wij hen die zich aan Allah hebben overgegeven net zo behandelen als de misdadigers?

  • 36. Wat is er met jullie? Hoe oordelen jullie?

  • 37. Of hebben jullie een Schrift waar jullie in kunnen studeren?

  • 38. Waar waarlijk voor jullie in is wat jullie kiezen?

  • 39. Of hebben jullie een verdrag met Ons dat tot aan de Dag der Opstanding geldt, dat er waarlijk voor jullie is wat jullie oordelen?

  • 40. Vraag hun wie van hen daarvoor verantwoordelijk is.

  • 41. Of beschikken zij over deelgenoten? Laat zij dan komen met kun deelgenoten, als zij waarachtig zijn.

  • 42. (Gedenkt) de Dag waarop de onderbenen ontbloot zullen worden en zij opgeroepen worden om neer te knielen, terwijl zij daartoe niet in staat zijn.

  • 43. Hun ogen zullen angstig teneergeslagen zijn, vernedering zal hen bedekken. En waarlijk, zij werden opgeroepen om zich neer te knielen, terwijl zij (nog) gezond waren.

  • 44. Laat daarom degene die deze Boodschap loochent aan Mij over. Wij zullen hen langzaam maar zeker vernietigen, op een manier dat zij het niet merken.

  • 45. En ik zal kun uitstel geven. Voorwaar, Mijn plan is sterk.

  • 46. Of vraag jij van hen een beloning, zodat zij met een schuld worden belast?

  • 47. Of is bij hen (kennis) van het onwaarneembare, zodat zij het kunnen opschrijven?

  • 48. Wees daarom geduldig tot het Oordeel van jouw Heer komt, en wees niet als de Profeet Yôenoes, toen hij (tot Allah) riep terwijl hij verbolgen was.

  • 49. Als hem van zijn Heer geen genade bereikt had, dan was hij zeker op een kwade plaats neer gesmeten, met verwijten beladen.

  • 50. Daarna verkoos zijn Heer hem en maakte Hij hem tot één van de rechtschapenen.

  • 51. En bijna zouden degenen die niet geloven jou omwerpen met hun blikken, wanneer zij de Vermaning horen. En zij zeggen: "Voorwaar, hij is zeker bezeten."

  • 52. Terwijl hij (de Koran) niets anders is dan een Vermaning voor de werelden.